Back to top

Sabbath Bible Lessons

Het Evangelie volgens Johannes (Deel Een)

 <<    >> 
Les 10 Sabbat, 8 maart 2025

Jezus en de zoon van de hoveling

Tekst om te onthouden: “Hem nu, Die machtig is meer dan overvloedig te doen, boven al wat wij bidden of denken, naar de kracht, die in ons werkt. Hem, zeg ik, zij de heerlijkheid in de Gemeente, door Christus Jezus, in alle geslachten, tot in alle eeuwigheid. Amen” (Efeze 3:20–21).

“Zijn bede was verhoord en de zegen gegeven. Deze les moeten wij ook leren. We moeten vertrouwen op Zijn beloften. Wanneer we in geloof tot Hem komen, dringt iedere smeekbede door tot het hart van God. Wanneer we gevraagd hebben om Zijn zegen, moeten we geloven, dat we die zullen ontvangen, en Hem danken, dat we hem hebben ontvangen. Dan moeten we ons bezighouden met onze plichten, in de overtuiging, dat de zegen werkelijkheid zal worden op het ogenblik, dat wij die het meest nodig hebben.” –De Wens der Eeuwen, blz. 159.

Aanvullende studie:   –Getuigenissen voor de Gemeente 9, blz. 105–107, 158–160. 

Zondag 2 maart

1. DE AANDACHT TREKKEN

A. Waar ging Jezus heen, nadat Hij twee dagen bij de Samaritanen had doorgebracht, en wie werd aangetrokken door dit nieuws? Johannes 4:43–46.

“Het nieuws van Christus’ terugkeer naar Kana verbreidde zich al spoedig door geheel Galilea en bracht hoop aan de lijdenden en de bedroefden. In Kapernaüm trok het nieuws de aandacht van een Joods edelman, die officier was in dienst des konings.” –De Wens der Eeuwen, blz. 156.

B. Waarom ging de officier naar Jezus toe? Johannes 4:47.

“Een zoon van die officier leed aan een schijnbaar ongeneeslijke ziekte. Doktoren hadden hem opgegeven, maar toen de vader over Jezus hoorde, besloot hij bij Hem om hulp te vragen.” –De Wens der Eeuwen, blz. 156.


Maandag 3 maart

2. EEN AANWIJZING VAN TWIJFEL

A. Beschrijf, hoe Christus de innerlijke pijn van het hart openbaarde in de edelman, die Hem zocht om zijn zoon te genezen in Kapernaüm. Johannes 4:48.

“De toestand van het kind was zeer ernstig, en men vreesde, dat het niet eens zou blijven leven tot de vader terugkwam; toch gevoelde de vader, dat hij persoonlijk het geval moest voorleggen. Hij hoopte, dat de gebeden van een vader het medeleven zouden opwekken van de Grote Geneesheer.

Toen hij Kana bereikte, ontdekte hij, dat een menigte Jezus omringde. Met een angstig hart drong hij door tot voor de Heiland. Zijn geloof wankelde, toen hij slechts een eenvoudig gekleed man zag, stoffig en vermoeid van de reis. Hij twijfelde of deze Man zou kunnen doen, wat hij Hem wilde vragen; toch begon hij een gesprek met Jezus, vertelde zijn boodschap en smeekte de Heiland hem te vergezellen naar zijn huis. Maar zijn smart was Jezus reeds bekend. Voordat de hoveling zijn huis verlaten had, had de Heiland zijn droefenis gezien.

Maar Hij wist ook, dat de vader in zijn binnenste voorwaarden had gesteld voor zijn geloof in Jezus. Indien aan zijn verzoek niet voldaan zou worden, zou hij Hem niet aannemen als de Messias…

Niettegenstaande alle blijken, dat Jezus de Christus was, had de smekeling besloten om zijn geloof in Hem afhankelijk te stellen van de inwilliging van zijn eigen verzoek.” –De Wens der Eeuwen, blz. 156–157.

B. Wat moeten we ons herinneren, als we in de verleiding komen om tekenen te zoeken? Matthéüs 12:38–39.

“Het deed Christus pijn, dat Zijn eigen volk, aan wie de heilige Godsspraken waren toevertrouwd, niet hoorde dat de stem van God tot hen sprak door Zijn Zoon.” –De Wens der Eeuwen, blz. 157.

“De mensen willen een teken, zoals in de dagen van Christus. Toen vertelde de Heer hun, dat er geen teken gegeven zou worden aan hen. Het teken, dat nu en altijd getoond moet worden, is de werking van de Heilige Geest op het verstand van de leraar, om het Woord zo indrukwekkend mogelijk te maken. Het Woord van God is geen dode, droge theorie, maar geest en leven. Satan zou niets liever willen dan de gedachten van het Woord af te leiden, om iets buiten het Woord te zoeken en te verwachten om hen te laten voelen.” –Selected Messages, bk. 2, blz. 95.


Dinsdag 4 maart

3. TEGENSTRIJDIGE HOUDINGEN

A. Leg het verschil uit tussen de Joden en Samaritanen met betrekking tot hun geloof in Jezus. Markus 6:2–6; Johannes 4:40–42.

“Hoe vurig probeerden de Farizeeën te bewijzen, dat Christus een bedrieger was! Hoe keken ze naar elk woord van Hem, en probeerden ze al Zijn uitspraken verkeerd voor te stellen en verkeerd uit te leggen! Trots, vooroordeel en hartstocht sloten elke weg van de ziel af tegen het getuigenis van de Zoon van God. Toen Hij hun ongerechtigheid duidelijk berispte en verklaarde, dat hun werken bewezen de kinderen van Satan te zijn, wierpen ze de beschuldiging boos terug en zeiden: ‘Zeggen we niet terecht, dat U een Samaritaan bent en een duivel hebt?’” –Selected Messages, bk. 1, blz. 70.

“De Heiland zag de tegenstelling van zulk een twijfelend ongeloof met het eenvoudige geloof van de Samaritanen, die niet om een teken of wonder gevraagd hadden, Zijn woord, het altijd aanwezige bewijs voor Zijn goddelijkheid, bezat een overtuigende kracht, die hun harten bereikte.” –De Wens der Eeuwen, blz. 157.

“Ofschoon Hij (Jezus) een Jood was, ging Hij openlijk met de Samaritanen om, zich niet storend aan de Farizese gewoonten van de Joden ten opzichte van dit verachte volk. Hij sliep in hun huizen, at aan hun tafels en leerde in hun straten.” –Van Jeruzalem tot Rome, blz. 15.

B. Beschrijf de ervaring van velen, die door de eeuwen heen de tegenwoordige waarheid hebben gesproken tot Gods belijdende volk. Jeremia 20:8–11.

“Alle argumenten, die tegen Christus werden ingebracht, waren gebaseerd op leugens. Zo was het ook in het geval van Stefanus en Paulus. Maar de zwakste en meest onbetrouwbare uitspraken van de verkeerde kant hadden invloed, omdat er zovelen waren, wier harten niet geheiligd waren, die wensten, dat die uitspraken waar waren. Zulke mensen zijn er altijd op gebrand om zich vast te klampen aan een vermeende fout of vergissing bij hen, die hun de onaangename waarheid vertellen.

Het moet ons niet verbazen, als kwade vermoedens gretig worden aangegrepen als onbetwiste feiten door hen, die een honger naar leugens hebben. De tegenstanders van Christus werden keer op keer in verwarring en tot zwijgen gebracht door de wijsheid van Zijn woorden; toch luisterden ze nog steeds gretig naar elk gerucht en vonden een voorwendsel om Hem opnieuw te bestoken met tegengestelde vragen.” –Selected Messages, bk. 1, blz. 70–71.


Woensdag 5 maart

4. EEN SMEEKBEDE IN NEDERIGHEID

A. Toen het geloof van de hoveling beslag legde op Christus, hoe herhaalde hij toen zijn smeekbede? Johannes 4:49.

“De woorden van de Heiland tot de edelman legden als een lichtstraal zijn hart open. Hij zag in, dat zijn beweegredenen om Jezus te zoeken zelfzuchtig waren. Zijn wankel geloof verscheen hem in zijn ware aard voor ogen. In diepe wanhoop besefte hij, dat zijn twijfel het leven van zijn zoon zou kunnen kosten. Hij wist, dat hij in de tegenwoordigheid was van Hem, Die de gedachten kan lezen en voor Wie alle dingen mogelijk zijn… Zijn geloof greep Christus aan, zoals Jakob dat deed, toen hij in zijn worsteling met de Engel uitriep: ‘Ik laat U niet gaan, tenzij Gij mij zegent’ (Genesis 32:26).” –De Wens der Eeuwen, blz. 157–158.

B. Wat moeten we leren van wat Jezus deed in plaats van naar het huis van de hoveling te gaan? Johannes 4:50.

“Jezus had een grotere gave te schenken. Hij verlangde niet alleen het kind te genezen, maar de hoveling en zijn gezin deelgenoten te maken in de zegeningen des heils, en het licht te ontsteken in Kapernaüm, de stad, die spoedig het terrein zou worden, waar Hij zelf zou werken. Maar de hoveling moest zijn tekort gevoelen, voordat hij genade van Christus kon verlangen. Deze man was een voorbeeld van velen van zijn volk. Zij stelden belang in Jezus uit zelfzuchtige beweegredenen. Zij hoopten een bijzonder voordeel te ontvangen door Zijn macht, en zij lieten hun geloof afhangen van het schenken van Zijn tijdelijke gunst; maar zij waren onwetende van hun geestelijke krankheid, en zagen niet hun behoefte aan goddelijke genade…

De Heiland kan zich niet terugtrekken van de ziel, die zich aan Hem vastklemt, en zijn grote nood aanvoert. ‘Ga heen,’ zei Hij; ‘uw zoon leeft’. De hoveling ging heen uit de tegenwoordigheid van de Heiland met een vrede en vreugde, die hij nooit tevoren gekend had. Niet alleen geloofde hij, dat zijn zoon zou genezen, maar hij stelde een sterk vertrouwen in Christus als de Verlosser.” –De Wens der Eeuwen, blz. 157, 158.

“Wij wensen allen onmiddellijke en directe antwoorden op onze gebeden, en worden verleid om ontmoedigd te raken, wanneer het antwoord op zich laat wachten, of in een onverwachte vorm komt. Maar God is te wijs en te goed om onze gebeden altijd op die tijd en wijze te beantwoorden, als wij dat wensen. Hij wil meer en beter voor ons doen dan al onze wensen te vervullen… Deze ervaringen, die het geloof toetsen, zijn voor ons van nut.” –De Weg tot Gezondheid, blz. blz. 192.


Donderdag 6 maart

5. GENEZING EN VERLOSSING

A. Op welke manier genas Jezus de zoon van de hoveling? Johannes 4:51–53. Welke werkelijkheid roept dit op? Efeze 3:20–21.

“Juist op het ogenblik, waarop het geloof van de vader de verzekering: ‘Uw zoon leeft’ had aangenomen, had goddelijke liefde het stervende kind aangeraakt.” –De Wens der Eeuwen, blz. 158.

“Op hetzelfde ogenblik zagen degenen, die in het huis in Kapernaüm bij het stervende kind waakten, een plotselinge en geheimzinnige verandering. De schaduw des doods verdween van het gelaat van de patiënt. De gloed van de koorts maakte plaats voor de zachte blos van terugkerende gezondheid. De doffe ogen werden helder en verstandig, en de kracht keerde terug in het zwakke, uitgemergelde lichaam. Er bleven geen tekenen van de ziekte achter bij het kind. Het brandend hete vlees werd zacht en vochtig, en hij viel in een rustige slaap. De koorts had hem verlaten op het heetste uur van de dag. De familie was verbaasd en er heerste grote vreugde.” –De Wens der Eeuwen, blz. 158.

B. Hoe reageert Jezus op iemand die om hulp smeekt? Matthéüs 11:28–30.

“De Heiland kan zich niet terugtrekken van de ziel, die zich aan Hem vastklemt, en zijn grote nood aanvoert.” –De Wens der Eeuwen, blz. 158.

“Voelt u, omdat u een zondaar bent, dat u er niet op kunt hopen Gods zegen te ontvangen? Bedenk dan, dat Christus in de wereld kwam om zondaars te redden. Wij hebben niets om ons bij God aan te bevelen; het dringend verzoek, dat wij nu en altijd mogen brengen, is onze volkomen hulpeloze toestand, die Zijn verlossende macht tot een noodzaak maakt. Afstand doende van al ons zelfvertrouwen mogen wij zien op het kruis van Golgotha en zeggen:

‘Ik breng niets tot Jezus mede, slechts Uw kruis, dat is mijn bede’.” –De Weg tot Gezondheid, blz. 46–47.


Vrijdag 7 maart

Terugblik

1. Waarom worden profeten in hun eigen land over het algemeen niet goed ontvangen?

2. Welke woorden van de hoveling onthulden zijn ongeloof?

3. Hoe reageerde Christus op het ongeloof van de mensen?

4. Wie toonden groter geloof in Jezus: de Joden of de Heidenen?

5. Wat belooft Jezus aan allen, die Zijn uitnodiging aannemen?

 <<    >>