Back to top

Sabbath Bible Lessons

Het Evangelie volgens Johannes (Deel Een)

 <<    >> 
Les 13 Sabbat, 29 maart 2025

Jezus voedt de schare

Tekst om te onthouden: “Maar Jezus zeide tot hen: Het is hun niet van node heen te gaan, geeft gij hun te eten” (Matthéüs 14:16).

“Dikwijls aarzelen we, onwillig om alles te geven wat wij hebben, daar wij bang zijn het te besteden voor, en dat het besteed wordt door, anderen. Maar Jezus heeft ons geboden: ‘Geeft gij hun te eten’. Zijn bevel is een belofte; en daarachter bevindt zich dezelfde kracht, die de menigte aan het meer spijzigde.” –De Wens der Eeuwen, blz. 316.

Aanvullende studie:   –Uit de Schatkamer der Getuigenissen 2, blz. 598–606. 

Zondag 23 maart

1. HONGERIGE ZIELEN

A. Wie vergezelden Jezus, behalve de discipelen, nog meer, toen Hij over het meer van Galilea ging vóór het Pascha? Johannes 6:1–2.

“Christus had Zich teruggetrokken met Zijn discipelen naar een eenzame plaats, maar deze zeldzame periode van vredige rust werd al spoedig verbroken. De discipelen meenden, dat zij naar een plaats waren gegaan, waar ze niet gestoord konden worden; maar zodra de menigte de goddelijke Leraar miste, vroegen ze: ‘Waar is Hij?’ Sommigen onder hen hadden gezien in welke richting Christus en Zijn discipelen vertrokken. Velen gingen over land naar Hem toe, terwijl anderen in hun boten over het water volgden. Het Pascha was nabij en van heinde en ver kwamen groepen pelgrims op weg naar Jeruzalem bijeen om Jezus te zien. Hun aantal werd steeds groter, totdat er vijfduizend mannen waren, behalve de vrouwen en de kinderen. Voordat Christus de oever bereikte, wachtte een menigte reeds op Hem. Maar Hij ging aan land zonder door hen opgemerkt te worden, en bracht enige tijd afgezonderd door met Zijn discipelen.” –De Wens der Eeuwen, blz. 312.

B. Beschrijf de geestelijke toestand van de mensen, die bijeenkwamen. Markus 6:34.


Maandag 24 maart

2. ZORGEN VOOR ONZE BEHOEFTEN

A. Wat erkende Jezus teder, dat de mensen nodig hadden, en hoe gebruikte Hij deze gelegenheid om het geloof van Zijn discipel Filippus te testen? Johannes 6:3–6.

“Vanaf de berg zag Hij (Jezus) neer op de zich bewegende menigte, en Zijn hart werd met ontferming bewogen. Hoewel Hij gestoord was en van Zijn rust beroofd, was Hij niet ongeduldig. Hij zag, dat iets belangrijkers Zijn aandacht vroeg, toen Hij aanschouwde, dat er steeds meer mensen kwamen. Hij ‘werd met ontferming over hen bewogen, omdat zij waren als schapen, die geen herder hebben’. Hij verliet Zijn schuilplaats en zocht een geschikte plek op, waar Hij hen kon dienen. Zij ontvingen geen hulp van de priesters en oversten; maar het genezende water des levens stroomde van Christus tot hen, als Hij de menigte de weg tot redding leerde…

De dag leek hun een hemel op aarde toe, en zij waren zich in het geheel niet bewust, hoe lang het geleden was, sinds zij iets gegeten hadden.

Eindelijk was de dag bijna om. De zon daalde in het westen, en nog toefden de mensen. Jezus had de gehele dag gearbeid zonder te eten of te rusten. Hij zag bleek van vermoeidheid en honger, en de discipelen verzochten Hem Zijn arbeid te staken. Maar Hij kon Zich niet onttrekken aan de menigte, die op Hem aandrong…

Hij, Die de mensen de weg geleerd had om vrede en geluk te verkrijgen, dacht evenzeer aan hun stoffelijke noden als aan hun geestelijke nood. De mensen waren vermoeid en wee. Er waren moeders aanwezig met baby’s in hun armen, terwijl kleine kinderen zich aan hun rokken vastklemden. Velen hadden urenlang gestaan…

Velen waren van ver gekomen en hadden sinds de morgen niets gegeten. In de omliggende steden en dorpen zouden ze misschien voedsel kunnen kopen. Maar Jezus zei: ‘Geeft gij hun te eten’, en daarna wendde Hij Zich tot Filippus en vroeg: ‘Waar zullen wij brood kopen, dat dezen kunnen eten?’ Dit zei Hij om het geloof van de discipel op de proef te stellen.” –De Wens der Eeuwen, blz. 312–313.

B. Wat was de reactie van Filippus? Johannes 6:7.

“Filippus keek over de zee van hoofden en dacht, hoe onmogelijk het zou zijn om te zorgen voor voedsel, dat de honger kon stillen van zulk een menigte. Hij antwoordde, dat voor tweehonderd schellingen brood nog niet genoeg zou zijn om onder hen te verdelen, wilde ieder een klein stukje krijgen.” –De Wens der Eeuwen, blz. 313.


Dinsdag 25 maart

3. WAT DAN OOK BESCHIKBAAR WAS

A. Welke informatie gaf Andreas aan Jezus, en wat droeg de Heer de discipelen toen op om te doen? Johannes 6:8–10.

“Jezus vroeg, hoeveel voedsel er onder de menigte gevonden kon worden. ‘Hier is een jongen’, zei Andreas, ‘die vijf gerstebroden en twee vissen heeft; maar wat betekent dit voor velen?’ Jezus gaf opdracht, dat dit voedsel Hem gebracht moest worden. Toen gebood Hij Zijn discipelen, dat ze de mensen in het gras moesten doen zitten, in groepen van vijftig of van honderd, om de orde te bewaren en opdat allen getuigen zouden zijn van wat Hij zou gaan doen.” –De Wens der Eeuwen, blz. 313.

B. Verklaar de stappen, die Christus nam om het voedsel te vermenigvuldigen, en welke lessen we hieruit kunnen leren. Matthéüs 14:19; Markus 6:37–41; Johannes 6:11.

“Jezus trachtte niet het volk tot Zich te trekken door aan de wens naar weelde te voldoen. Voor die grote menigte, moe en hongerig na de lange, opwindende dag, was eenvoudig voedsel een verzekering van Zijn macht zowel als tedere zorg voor hen in de gewone dagelijkse levensbehoeften. De Zaligmaker heeft Zijn volgelingen niet de luxe van de wereld beloofd; hun deel zou in armoede kunnen zijn; maar Zijn woord is gegeven, dat in hun behoeften voorzien zou worden, en Hij heeft beloofd wat beter is dan aardse goederen; de blijvende troost van Zijn aanwezigheid.” –De Weg tot Gezondheid, blz. 32.

“Bij dit wonder ontving Christus van de Vader; Hij deelde dit mede aan de discipelen, de discipelen aan het volk, en het volk aan elkander. Zo zullen allen, die in Christus verenigd zijn, het brood des levens van Hem ontvangen, en het aan anderen mededelen. Zijn discipelen zijn de aangewezen personen voor de bemiddeling tussen Christus en het volk.” –De Weg tot Gezondheid, blz. 33.

C. Aan welke les over waar dienen worden wij hier herinnerd? Jesaja 61:6.

“De discipelen brachten alles wat ze hadden tot Jezus; maar Hij nodigde hen niet tot eten uit. Hij gebood hun het volk te bedienen. Het voedsel vermenigvuldigde zich in Zijn handen en de handen van de discipelen, naar Christus uitgestrekt, bleven niet leeg. De kleine voorraad was voldoende voor allen. Toen de scharen gevoed waren, aten de discipelen met Jezus van het kostelijke, door de hemel voorziene voedsel.” –De Weg tot Gezondheid, blz. 34.


Woensdag 26 maart

4. DE SCHOONHEID VAN DELEN

A. Wat moeten we leren van de belangrijke aanwijzing, die Jezus gaf, nadat Hij de menigte had gevoed? Johannes 6:12–13.

“Toen de manden met de brokken verzameld werden, dachten de mensen aan hun vrienden thuis. Zij wilden, dat die zouden delen in het brood, dat Christus gezegend had. De inhoud van de manden werd verdeeld onder de begerige menigte en werd meegenomen naar het gehele omliggende gebied.” –De Wens der Eeuwen, blz. 315.

“Jezus verzocht Zijn discipelen: ‘Verzamel de brokken, die over zijn, dat niets verloren ga’ (Johannes 6:12). Deze woorden betekenden meer dan het voedsel in manden te doen. De les was tweevoudig. Niets mag verloren gaan. Wij mogen geen tijdelijke voordelen voorbij laten gaan. Wij zouden niets mogen verwaarlozen, dat zou kunnen dienen tot heil van de medemens. Laat alles vergaderd worden, wat de noden van de hongerenden op aarde kan verlichten. Met dezelfde zorgzaamheid moeten wij het brood uit de hemel verzamelen om in de noden van de ziel te voorzien. Door ieder woord van God moeten wij leven. Niets van wat God gesproken heeft mag verloren gaan. Niet één woord, dat onze eeuwige zaligheid aangaat, mag veronachtzaamd worden. Niet één woord mag nutteloos ter aarde vallen.” –De Weg tot Gezondheid, blz. 32–33.

B. Welke christelijke eigenschap moeten we ontwikkelen, ook al lijkt het ongelegen of onmogelijk? Jesaja 58:6–8; 1 Petrus 4:9.

“In iedere nood moeten wij hulp zoeken bij Hem, die onuitputtelijke bronnen tot Zijn beschikking heeft…

Als wij de behoeften van de armen zien, de onwetenden, de lijdenden, hoe dikwijls ontzinkt ons dan de moed. Wij vragen: ‘Wat baten onze zwakke krachten en magere hulpbronnen om te voorzien in deze vreselijke nood?’ Zullen wij wachten op iemand van grotere bekwaamheid om het werk te leiden, of op een of andere organisatie, die dit onderneemt? Christus zegt: ‘Geeft gij hun te eten’. Gebruik de middelen, de tijd, de bekwaamheid, die u hebt. Breng uw gerstebroden bij Jezus.

Ofschoon uw bronnen niet voldoende zullen zijn om duizenden te voeden, kunnen zij voldoende zijn om één persoon te voeden. In de hand van Christus kunnen zij velen voeden. Doe als de discipelen, geeft wat u hebt. Christus zal de gift vermenigvuldigen. Hij zal eerlijk, eenvoudig vertrouwen in Hem belonen. Dat wat slechts een magere voorraad scheen, zal blijken een rijk feestmaal te zijn.” –De Weg tot Gezondheid, blz. 33, 34.


Donderdag 27 maart

5. ONZE SCHEPPER EN VOORZIENER

A. Welke wonderlijke eigenschap van God moeten we nooit vergeten? Psalm 37:25–26; Filippensen 4:19.

“Gods genade op het weinige maakt dit voldoende. Gods hand kan het honderdvoudig vermenigvuldigen. Uit Zijn overvloed kan Hij een tafel bereiden in de wildernis. Door de aanraking van Zijn hand kan Hij de schamele voorraad ruimschoots toereikend maken voor allen. Zijn macht vermenigvuldigde de broden en het graan in de handen van de profetenzonen…

En toen Jezus Zijn discipelen opdracht gaf de scharen te voeden, antwoordden zij: ‘Wij hebben niet meer dan vijf broden en twee vissen; of wij zouden moeten heengaan om voor al dit volk voedsel te kopen ‘ (Lukas 9:13). Wat betekent dit voor zovelen?

De les geldt voor Gods kinderen in alle tijden. Als de Heere opdracht geeft een werk te doen, moet niemand stilstaan om te vragen naar de redelijkheid van het bevel of naar de mogelijke resultaten van de pogingen om te gehoorzamen. De voorraad in hun handen mag te weinig schijnen om aan de behoefte te voldoen, maar in de handen van de Heere zal het meer dan voldoende blijken…

Een sterker bewustzijn van Gods verhouding met hen, die Hij gekocht heeft met het bloed van Zijn Zoon, een groter geloof in de vooruitgang van Zijn werk op aarde, dit is de grote behoefte van de gemeente in onze tijd. Laat niemand tijd verkwisten door te klagen over de schaarste van zijn zichtbare hulpbronnen. Naar het uiterlijk mag het weinig betekenen; maar energie en vertrouwen in God zullen hulpbronnen vormen. De gave, die Hem onder dankzegging en met een bede voor Zijn zegen wordt gebracht, zal Hij vermenigvuldigen, zoals Hij het voedsel heeft vermenigvuldigd, dat aan de zonen der profeten en aan de hongerige menigte werd gebracht.” –De Wens der Eeuwen, blz. 153.


Vrijdag 28 maart

Terugblik

1. Beschrijf de houding van het volk, toen ze naar de woorden van Christus luisterden.

2. Hoe voorzag de Heer in hun lichamelijke behoeften?

3. Wat leren we van de manier, waarop Christus de menigte in orde hield?

4. Wat moet ik bedenken, wanneer ik de vraag krijg: “Geeft gij hun te eten”?

5. Noem momenten, waarop Gods voorzienigheid voor u bijzonder opmerkelijk was.

 <<    >>