Zondag
16 maart
1. GELIJK AAN GOD
A. Naast de genezing van de verlamde op de Sabbat, om welke andere reden haatten de Joden Jezus? Johannes 5:17–18.
“Jezus maakte er aanspraak op, dat Hij gelijke rechten had als God…
Het gehele Joodse volk noemde God hun Vader, daarom hadden ze niet zo vertoornd behoeven te zijn, indien Christus het had doen voorkomen, alsof Hij in dezelfde verhouding tot God stond. Maar ze beschuldigden Hem van godslastering, en toonden daarmee aan, dat ze begrepen, dat Hij deze aanspraak in de hoogste zin van het woord maakte.” –De Wens der Eeuwen, blz. 166.
B. Hoe rechtvaardigde Christus het gezag van Gods geboden boven menselijke overleveringen? Matthéüs 15:1–9, 13.
“Deze tegenstanders van Christus vonden geen argumenten tegen de waarheden, die Hij tot hun geweten liet spreken. Ze konden alleen hun gewoonten en overleveringen aanhalen, en die schenen zwak en geesteloos vergeleken met de argumenten, die Jezus putte uit het Woord van God en de nooit eindigende kringloop der natuur.” –De Wens der Eeuwen, blz. 166–167.
Maandag
17 maart
2. EENHEID MET DE VADER
A. Hoe legde Jezus Zijn verbinding met de Vader uit? Johannes 5:19–20.
B. Welke autoriteit en macht, behorend bij de Vader, verklaarde Christus, dat Hij ook bezat? Johannes 5:21–23.
“De priesters en oversten hadden zichzelf aangesteld als rechters om het werk van Christus te veroordelen, maar Hij verklaarde Zelf hun Rechter te zijn, en de Rechter van de gehele wereld. De wereld is aan Christus opgedragen, en door Hem is iedere zegening van God tot het gevallen mensengeslacht gekomen. Hij was zowel vóór als na Zijn menswording de Verlosser. Zodra er zonde ontstond, was er een Heiland. Hij heeft licht en leven gegeven aan allen, en naar de mate van het licht, dat gegeven is, zal ieder geoordeeld worden. En Hij, Die het licht heeft gegeven, Hij, die de ziel met de tederste smeekbeden gevolgd heeft, en de ziel trachtte te winnen uit de zonde voor de heiligheid, is tegelijkertijd haar Pleiter en haar Rechter.” –De Wens der Eeuwen, blz. 169.
C. Beschrijf de verandering in houding, die optreedt, als we beseffen, dat Christus onze rechter is. Romeinen 2:1–3; Matthéüs 7:1.
“Hij, die toegeeft aan een veroordelende geest, is schuldig aan een grotere zonde dan de persoon, die door hem beschuldigd wordt; want niet alleen begaat hij dezelfde zonde, maar hij voegt daar nog zelfgenoegzaamheid en een kritische geest aan toe.
Christus is de enige ware karaktermaatstaf, en hij, die zichzelf als maatstaf voor anderen stelt, plaatst zichzelf in de plaats van Christus. En aangezien de Vader ‘het gehele oordeel aan de Zoon gegeven’ heeft (Johannes 5:22), eigent een ieder, die zich aanmatigt de motieven van anderen te oordelen, zich wederrechtelijk het recht van de Zoon van God toe. Deze zogenaamde rechters en critici stellen zichzelf aan de zijde van de antichrist, ‘die zich verheft tegen al wat God of voorwerp van verering heet, zodat hij zich in de tempel Gods zet, om zich te laten zien, dat hij god is’ (2 Thessalonicensen 2:4).” –Gedachten van de Berg der Zaligsprekingen, blz. 110.
“Wij kunnen het hart niet lezen. Daar wijzelf gebreken hebben, hebben wij niet de bevoegdheid over anderen te oordelen. Sterfelijke mensen kunnen slechts oordelen naar de uiterlijke schijn. Slechts aan Hem, die de geheime bron van onze daden kent, en die teder en ontfermend handelt, is het gegeven over het lot van iedere ziel te beslissen.” –Gedachten van de Berg der Zaligsprekingen, blz. 109.
Dinsdag
18 maart
3. DE KOSTBARE ZEKERHEID
A. Welke zekerheid is gegeven aan elke toegewijde gelovige in Christus? Johannes 5:24.
“In elk gebod en in elke belofte van Gods Woord ligt de macht, het leven van God zelf, waardoor het gebod kan worden nageleefd en de belofte kan worden verwerkelijkt. Wie door geloof het Woord ontvangt, krijgt het leven en het karakter van God zelf.” –Lessen uit het Leven van Alledag, blz. 18.
“Het grote werk, dat wordt verricht voor de zondaar, die bevlekt en bezoedeld is door het kwaad, is het werk van rechtvaardiging. Door Hem, die de waarheid spreekt, wordt hij rechtvaardig verklaard. De Heer rekent de gelovige de gerechtigheid van Christus toe en verklaart hem rechtvaardig voor het universum. Hij draagt zijn zonden over op Jezus, de vertegenwoordiger, plaatsvervanger en borg van de zondaar. Op Christus legt Hij de ongerechtigheid van elke ziel die gelooft. ‘Hem, die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem’ (2 Korinthe 5:21) …
Hoewel wij als zondaars onder de veroordeling van de wet staan, eist Christus door Zijn gehoorzaamheid aan de wet toch voor de berouwvolle ziel de verdienste van Zijn eigen gerechtigheid op. Om de gerechtigheid van Christus te verkrijgen, is het noodzakelijk, dat de zondaar weet wat dat berouw is, dat een radicale verandering van gedachten, ziel en handelen teweegbrengt. Het werk van veranderen moet in het hart beginnen en zijn kracht tonen door elk vermogen van het wezen; maar de mens is niet in staat om zo’n berouw als dit teweeg te brengen, en kan deze alleen ervaren door Christus, die opsteeg naar de hoge, gevangenschap leed en gaven gaf aan mensen.” –Selected Messages, bk. 1, blz. 392–393.
B. Welke goddelijke voorrechten openbaarde Christus, die Hij bezat? Johannes 5:25–29.
“Omdat Hij de beker van menselijke bezoeking en verleiding tot op de bodem toe heeft gedronken en de zwakheden en zonden der mensen begrijpt; omdat Hij voor ons de verleidingen van Satan zegevierend heeft weerstaan, en op rechtvaardige en liefdevolle wijze zal oordelen over de zielen tot wier redding Zijn eigen bloed vergoten werd, daarom is de Zoon des mensen aangewezen om gericht te houden.” –De Wens der Eeuwen, blz. 169–170.
“Christus is bekleed met macht om leven te geven aan alle schepselen.” –Selected Messages, bk 1, blz. 249.
Woensdag
19 maart
4. JEZUS, HET CENTRALE THEMA VAN DE SCHRIFT
A. Hoe legde Jezus de oorzaak van het ongeloof van de Joden uit? Johannes 5:37–38.
“In plaats van Zijn verontschuldigingen te maken voor de daad, waarover ze klaagden, of te verklaren, waarom Hij dat gedaan had, keerde Jezus Zich tegen de oversten, en de beschuldigde werd de beschuldiger. Hij berispte hen om de hardheid van hun hart, en hun onwetendheid betreffende de Schriften. Hij verklaarde, dat zij het Woord van God verworpen hadden, aangezien zij Hem, Die door God gezonden was, verworpen hadden.” –De Wens der Eeuwen, blz. 170–171.
B Waarom konden de Joden de Schriften niet begrijpen? Johannes 5:39–40.
“Op iedere bladzijde, of het nu geschiedenis, gebod of profetie is, stralen de Schriften van het Oude Testament de heerlijkheid van de Zoon van God uit. Voor zover God dit had ingesteld, was het gehele Joodse stelsel één hechte profetie van het evangelie. Van Christus ‘getuigen alle profeten’ (Handelingen 10:43). Vanaf de belofte, die werd gegeven aan Adam, langs de gehele lijn van aartsvaders en het wetsbestel, maakte het heerlijke licht van de hemel de voetsporen van de Verlosser duidelijk zichtbaar. Zieners zagen, hoe de Ster van Bethlehem, de Silo, zou komen, toen toekomstige dingen in een geheimzinnige opeenvolging aan hen voorbijtrokken. In ieder offer werd de dood van Christus getoond. Met iedere wolk van wierook steeg Zijn gerechtigheid omhoog. Door iedere bazuin, die tijdens het jubeljaar geblazen werd, werd Zijn naam verkondigd. In de ontzagwekkende geheimenis van het heilige der heiligen vertoefde Zijn heerlijkheid.
De Joden bezaten de Schriften, en veronderstelden, dat zij in hun louter uiterlijke kennis van het Woord het eeuwige leven hadden. Maar Jezus zei: ‘Zijn Woord hebt gij niet blijvend in u’. Nadat zij Christus verworpen hadden in Zijn Woord, verwierpen ze Hem ook in eigen persoon. ‘Gij wilt tot Mij niet komen om leven te hebben’, zei Hij.
De Joodse leiders hadden de onderwijzingen bestudeerd van de profeten betreffende het koninkrijk van de Messias; maar ze hadden dit niet gedaan met een oprecht verlangen om de waarheid te leren kennen, maar met het doel, daarin een getuigenis te vinden om hun eerzuchtige verwachtingen te ondersteunen. Toen Christus kwam op een wijze, die tegengesteld was aan hun verwachtingen, wilden ze Hem niet aannemen; en om zichzelf te rechtvaardigen, trachtten ze te bewijzen, dat Hij een bedrieger was. Toen ze eenmaal hun voeten op dit pad gezet hadden, was het gemakkelijk voor Satan om hun tegenstand tegen Christus sterker te maken. Juist de woorden, die aangenomen hadden moeten worden als een bewijs voor Zijn goddelijkheid, werden tégen Hem uitgelegd. Op deze wijze veranderden ze de waarheid Gods in een leugen.” –De Wens der Eeuwen, blz. 171.
Donderdag
20 maart
5. DE HEERLIJKHEID VAN GOD
A. Wat leidde de Joden ertoe Jezus te verwerpen en valse leraren te zoeken? Johannes 5:41–44.
“Jezus zei: ‘Eer van mensen behoef Ik niet’. Hij verlangde niet de protectie van het Sanhedrin, niet hun goedkeuring. Hun bijval zou Hem niet eren. Hij was bekleed met de eer en het gezag van de Hemel. Indien Hij dat gewenst had, zouden de engelen gekomen zijn om Hem eer te bewijzen; de Vader zou wederom getuigd hebben van Zijn goddelijkheid. Maar ter wille van henzelf, ter wille van het volk, waarvan zij de leiders waren, verlangde Hij, dat de Joodse leiders Zijn karakter zouden opmerken en de zegeningen zouden ontvangen, waartoe Hij gekomen was voor hen.
‘Ik ben gekomen in de naam Mijns Vaders, en gij neemt Mij niet aan; indien een ander komt in zijn eigen naam, die zult gij aannemen’. Jezus kwam op gezag van God, Hij droeg Zijn beeld, vervulde Zijn Woord, en zocht Zijn eer; toch werd Hij niet aangenomen door de leiders van Israël; maar wanneer er anderen zouden komen, die het karakter van Christus zouden voorwenden, maar die aangedreven werden door hun eigen wil en die hun eigen eer zochten, die zouden aangenomen worden. En waarom? Omdat hij, die zijn eigen eer zoekt, een beroep doet op het verlangen naar zelfverheffing in anderen. Aan een dergelijk beroep konden de Joden gehoor geven. Ze zouden de valse leraar ontvangen, omdat hij hun trots vleide door zijn goedkeuring te hechten aan hun geliefkoosde meningen en overleveringen. Maar de leer van Christus kwam niet overeen met hun ideeën. Deze eer was geestelijk en verlangde zelfopoffering; daarom wilden ze die niet aannemen. Ze kenden God niet, en voor hen was Zijn stem, die sprak door Christus, de stem van een vreemdeling.
Herhaalt zich datzelfde niet in onze tijd? Zijn er niet velen, zelfs godsdienstige leiders, die hun harten verharden tegen de Heilige Geest, waardoor ze het onmogelijk maken de stem van God te herkennen? Verwerpen zij niet het Woord van God, om zich te kunnen vasthouden aan hun eigen overleveringen?” –De Wens der Eeuwen, blz. 171–172.
Vrijdag
21 maart
Terugblik
1. Welke autoriteit en rechten eiste Christus?
2. Welke verbinding heeft er altijd bestaan tussen Jezus en de Vader?
3. Welke leven gevende kracht bezit Christus?
4. Verklaar Johannes 5:39.
5. Beschrijf het gevolg van de verwerping van Jezus als Messias door het Joodse volk.